Translate

zondag 21 februari 2016

Het leven na de dood van een goede maar fanatieke godsdienstige man



Mijn God, zou U wat meer willen vertellen over iemand, die weliswaar een goed mens was op aarde, maar erg rechtlijnige ideeën had. Dus bij voorbeeld een zeer orthodoxe gelovige, neem bij voorbeeld een Boeddhist. Hij verwacht na zijn dood vast, dat Boeddha Zelve hem opwacht, als hij na zijn overlijden in de geestelijke wereld terechtkomt? Maar zal het zo gaan?

Zo zij het.
We nemen een waargebeurd verhaal.
De man is een goed mens geweest, met zijn hart op de goede plek. Hij heeft altijd geprobeerd rekening te houden met zijn medemens, hij heeft nooit iemand bewust gedupeerd en gaf regelmatig een deel van zijn bezettingen aan de armen. Hij hield van het leven, hij hield van zijn gezin, hij hield van zijn werk, hij hield van zijn land. Maar bovenal hield hij van zijn geloof. En nu komt het addertje onder het gras vandaan.

Hij hield zeer van zijn geloof, maar vooral van zijn gedachten over zijn geloof. Hij benam zijn gezin, zijn opgroeiende kinderen in de puberteit, zijn liberale buurman en andere geloofsvormen met zijn geloof de adem. Hij verstikte alles en iedereen met zijn rechtlijnige en vastomlijnde ideeën over hoe alles zou zijn. Hij was dan hard, meedogenloos, hardvochtig en zeer onverdraagzaam.
Hij overlijdt op 80 jarige leeftijd, in zijn eigen bed en omringd door zijn drie volwassen kinderen. Zijn vrouw is reeds overleden.

Omdat hij betrekkelijk liefdevol en zonder al te grote fysieke gehechtheden heeft geleefd, wacht hem een goed ontwikkeld geestelijk lichaam, zonder gebreken en een omgeving, die recht doet aan zijn levenshouding. Omdat de geestelijke wereld rekening wil houden met zijn intense behoefte aan een Boeddhistische hemel, ziet zijn geestelijke omgeving er uit als een Boeddhistische tempel. Om hem bij voorbaat geen aanstoot te geven, klopt alles in orthodoxe termen gesproken helemaal perfect, zoals de opstelling van de beelden en de attributen en de kleden op het Boeddhistische altaar.

De man verwacht in zijn orthodoxe onschuld, dat Boeddha Zelve hem opwacht.
Nu komt het voor, dat de Heer Boeddha in bijzondere gevallen een aardse nieuwkomer bij zijn aankomen opwacht, maar dat is een grote uitzondering. Wanneer een aardse nieuwkomer een verschijning van Boeddha, of Jezus of Mohamed, heeft is er bijna altijd sprake van een tijdelijke manifestatie door een geestelijke persoonlijkheid, die dan het voorkomen van Boeddha, Jezus, Mohammed heeft. Maar dan moet er altijd sprake zijn van een zuiver leven of een grote verdienste.
In het geval van dit verhaal is dat geen optie. Want meneer heeft het zuivere geloof verkracht. Boeddha Zelve kijkt met meewarigheid naar deze benauwde opvatting van het grote Boeddhistische geloof.

Ons Boeddhistische meneertje, Ik gebruik deze term bewust, zit daar in zijn perfecte tempel met ongeduld te wachten op zijn beloning, want dat is wat hij eigenlijk verwacht, een beloning voor  zijn strenge bewaken van het ware geloof. Hij wacht en wacht en wacht, in zijn perfecte tempel. En er gebeurt  niets. Even maar, want de geestelijke wereld houdt graag rekening met zijn verder onschuldig leven. Hij was geen beest, slechts een fanaat.
In zijn geestelijke tempel wordt hij voor een tijdje gestraft niet voor zijn geloof  maar door zijn geloof.

Maar laat dit niet te lang duren.
Daar komt ineens iemand binnen, in zijn Boeddhistische heilige tempel. Het is een in vol ornaat geklede Soennitische imam (een gruwel in de ogen van ons mannetje). Het blijkt ook nog, dat deze imam de beheerder is van deze Boeddhistische tempel en met heel veel liefde alle aanwezige schaaltjes, en bloemen en attributen gaat verzorgen en helemaal perfect alle Boeddhistische rituelen uitvoert, zoals het paritta ritueel (het chanten).

Ons Boeddhistische meneertje moet bijna aan de beademing. Hij protesteert, en is beledigd, en roept, dat de imam overal van af moet blijven, dat alleen een Boeddhistische priester dit mag doen, maar hij wordt niet gehoord. Want hij heeft de anderen nooit gehoord, alleen zijn eigen rigide opvattingen.
Vol frustratie en woede en verbijstering blijft het Boeddhistische mannetje achter, wanneer de imam de tempel verlaat, na al zijn Boeddhistische plichten te hebben vervuld.
En dit proces herhaalt zich drie volle maanden lang, in aardse tijdtermen, totdat het Boeddhistische mannetje ineens in zijn gedachten krijgt, dat de imam alles wel heel goed en zuiver doet en helemaal zoals het hoort. En dan vraagt hij zichzelf af: ”hoe kan dit?”.

Dit is het begin van zijn geestelijke ontwikkeling.
De volgende dag krijgt hij bezoek van zijn geestelijke begeleider, weliswaar in Boeddhistisch ornaat, maar die met hem in gesprek gaat over zijn vraag. Langzamerhand groeit de man toe naar het loslaten van zijn rigide opvattingen en gedachten en leert in een groep met Boeddhistische, maar ook andersdenkenden, te praten over God, Boeddha, het geloof, het geestelijke leven en de Bedoeling van het Leven, namelijk levenservaring en geestelijke groei.

We laten hier de andere kansen en uitdagingen, die hem te wachten staan, zoals een eigen plek in de geestelijke wereld, de hereniging met zijn overleden dierbaren en het verder rechtzetten van de ernstige gevolgen van zijn rigide levensopvatting maar achterwege. Die zijn nu niet echt relevant.
Meneer is inmiddels in de geestelijke wereld een gezegend ruimhartig mens geworden en heeft zijn  beperkte levenshouding  verre achter zich gelaten.

Wees jullie allen gezegend

Nr. 319