Mijn God, mag ik U vragen.
De laatste tijd struikel ik steeds over mensen, die
zeggen, niets te geloven. Ik weet dat er
genoeg van die types zijn, maar ik bedoel met struikelen, dat ik ze
vervelend vind worden en zelfs irritant. Hoe durven ze, met hun eigenwijze waan
te beweren dat U niet bestaat, dat de geestelijke wereld niet bestaat, dat met
de dood van het lichaam alles ophoudt. Ik ben in toenemende mate verbaasd dat
ze het heiligste van het heiligste, U dus, God, gewoon domweg ontkennen met hun
kleine eigenwijze waanwijze domme, kleinzielige hersenen. U merkt het, het
maakt me boos en opstandig. Nou, dat is er uit. Ik weet dat U in allerlei blogs
uitlegt dat zij ook hun redenen hebben, dat ze met liefde ontvangen worden in
de geestelijke wereld, noem maar op. Maar ik ben ze even zat. Nou U graag.
Dat is goed, Mijn zoon, nou Ik.
Wij zijn ze niet zat, niemand trouwens. Wij begrijpen alles, accepteren
alles, en jullie weten inmiddels dat zelfs de grootste misdadiger met liefde en
beleid uiteindelijk door Ons de goede richting uitgeholpen wordt. Namelijk de
richting naar God.
Laat Ik nu maar ingaan op jouw boosheid, jouw
verontwaardiging, jouw irritatie. Want dat alles, heb je niet snel. Ik neem het
heel serieus. Daar gaan We dan.
Maar het ergste is, Mijn zoon, is hun bittere spijt en schaamte, als ze gaan ontdekken, dat ze zich vergist hebben, dat ze eigenwijs waren. En het voornaamste, dat ze het geestelijke leven, alle geestelijke wezens, God voorop, systematisch hebben ontkend, veronachtzaamd en genegeerd. Diepe tomeloze schaamte en spijt is dan hun deel. En dat is erg, spijt, dat is erg, schuldgevoel, dat is erg, constateren dat men in een zieke waan geleefd heeft , en in onwaarheid.
De moraal is dus, erger je maar niet, beperk je tot respectvol medelijden, want het zijn veelal echt goede mensen, ook al vergissen ze zich gruwelijk. Dat woord gebruik Ik bewust.
Wees jullie allen gezegend
Nr. 578