Mijn God, zou U wat meer willen vertellen over iemand, die
weliswaar een goed mens was op aarde, maar erg rechtlijnige ideeën had. Dus bij
voorbeeld een zeer orthodoxe gelovige, neem bij voorbeeld een Boeddhist. Hij
verwacht na zijn dood vast, dat Boeddha Zelve hem opwacht, als hij na zijn
overlijden in de geestelijke wereld terechtkomt? Maar zal het zo gaan?
Zo zij het.
We nemen een
waargebeurd verhaal.
De man is een goed
mens geweest, met zijn hart op de goede plek. Hij heeft altijd geprobeerd
rekening te houden met zijn medemens, hij heeft nooit iemand bewust gedupeerd
en gaf regelmatig een deel van zijn bezettingen aan de armen. Hij hield van het
leven, hij hield van zijn gezin, hij hield van zijn werk, hij hield van zijn
land. Maar bovenal hield hij van zijn geloof. En nu komt het addertje onder het
gras vandaan.
Hij hield zeer van
zijn geloof, maar vooral van zijn gedachten over zijn geloof. Hij benam zijn
gezin, zijn opgroeiende kinderen in de puberteit, zijn liberale buurman en andere
geloofsvormen met zijn geloof de adem. Hij verstikte alles en iedereen met zijn
rechtlijnige en vastomlijnde ideeën over hoe alles zou zijn. Hij was dan hard,
meedogenloos, hardvochtig en zeer onverdraagzaam.
Hij overlijdt op 80
jarige leeftijd, in zijn eigen bed en omringd door zijn drie volwassen
kinderen. Zijn vrouw is reeds overleden.
Omdat hij
betrekkelijk liefdevol en zonder al te grote fysieke gehechtheden heeft geleefd,
wacht hem een goed ontwikkeld geestelijk lichaam, zonder gebreken en een
omgeving, die recht doet aan zijn levenshouding. Omdat de geestelijke wereld rekening
wil houden met zijn intense behoefte aan een Boeddhistische hemel, ziet zijn geestelijke
omgeving er uit als een Boeddhistische tempel. Om hem bij voorbaat geen
aanstoot te geven, klopt alles in orthodoxe termen gesproken helemaal perfect,
zoals de opstelling van de beelden en de attributen en de kleden op het Boeddhistische
altaar.
De man verwacht in
zijn orthodoxe onschuld, dat Boeddha Zelve hem opwacht.
Nu komt het voor, dat
de Heer Boeddha in bijzondere gevallen een aardse nieuwkomer bij zijn aankomen
opwacht, maar dat is een grote uitzondering. Wanneer een aardse nieuwkomer een
verschijning van Boeddha, of Jezus of Mohamed, heeft is er bijna altijd sprake
van een tijdelijke manifestatie door een geestelijke persoonlijkheid, die dan
het voorkomen van Boeddha, Jezus, Mohammed heeft. Maar dan moet er altijd
sprake zijn van een zuiver leven of een grote verdienste.
In het geval van dit
verhaal is dat geen optie. Want meneer heeft het zuivere geloof verkracht.
Boeddha Zelve kijkt met meewarigheid naar deze benauwde opvatting van het grote
Boeddhistische geloof.
Ons Boeddhistische meneertje,
Ik gebruik deze term bewust, zit daar in zijn perfecte tempel met ongeduld te
wachten op zijn beloning, want dat is wat hij eigenlijk verwacht, een beloning
voor zijn strenge bewaken van het ware
geloof. Hij wacht en wacht en wacht, in zijn perfecte tempel. En er
gebeurt niets. Even maar, want de
geestelijke wereld houdt graag rekening met zijn verder onschuldig leven. Hij
was geen beest, slechts een fanaat.
In zijn geestelijke tempel
wordt hij voor een tijdje gestraft niet voor zijn geloof maar door zijn geloof.
Maar laat dit niet te
lang duren.
Daar komt ineens
iemand binnen, in zijn Boeddhistische heilige tempel. Het is een in vol ornaat
geklede Soennitische imam (een gruwel in de ogen van ons mannetje). Het blijkt
ook nog, dat deze imam de beheerder is van deze Boeddhistische tempel en met
heel veel liefde alle aanwezige schaaltjes, en bloemen en attributen gaat
verzorgen en helemaal perfect alle Boeddhistische rituelen uitvoert, zoals het paritta
ritueel (het chanten).
Ons Boeddhistische meneertje
moet bijna aan de beademing. Hij protesteert, en is beledigd, en roept, dat de
imam overal van af moet blijven, dat alleen een Boeddhistische priester dit mag
doen, maar hij wordt niet gehoord. Want hij heeft de anderen nooit gehoord,
alleen zijn eigen rigide opvattingen.
Vol frustratie en
woede en verbijstering blijft het Boeddhistische mannetje achter, wanneer de
imam de tempel verlaat, na al zijn Boeddhistische plichten te hebben vervuld.
En dit proces herhaalt
zich drie volle maanden lang, in aardse tijdtermen, totdat het Boeddhistische
mannetje ineens in zijn gedachten krijgt, dat de imam alles wel heel goed en
zuiver doet en helemaal zoals het hoort. En dan vraagt hij zichzelf af: ”hoe
kan dit?”.
Dit is het begin van
zijn geestelijke ontwikkeling.
De volgende dag krijgt
hij bezoek van zijn geestelijke begeleider, weliswaar in Boeddhistisch ornaat,
maar die met hem in gesprek gaat over zijn vraag. Langzamerhand groeit de man
toe naar het loslaten van zijn rigide opvattingen en gedachten en leert in een
groep met Boeddhistische, maar ook andersdenkenden, te praten over God,
Boeddha, het geloof, het geestelijke leven en de Bedoeling van het Leven,
namelijk levenservaring en geestelijke groei.
We laten hier de
andere kansen en uitdagingen, die hem te wachten staan, zoals een eigen plek in
de geestelijke wereld, de hereniging met zijn overleden dierbaren en het verder
rechtzetten van de ernstige gevolgen van zijn rigide levensopvatting maar achterwege.
Die zijn nu niet echt relevant.
Meneer is inmiddels
in de geestelijke wereld een gezegend ruimhartig mens geworden en heeft
zijn beperkte levenshouding verre achter zich gelaten.
Wees jullie allen
gezegend
Nr. 319