Ik verblijf in het klooster Maria Toevlucht en ga ’s ochtends om 7.30 uur naar de Zen-meditatie. Een gong luidt het begin in. Links en rechts van mij zitten mensen, en ik krijg ontzettende kriebel in mijn keel. Psychosomatisch natuurlijk. Ik ben bang een geluid te maken en te hoesten of hard te slikken en anderen te hinderen. Het wordt best wel vervelend. Ik kom ook niet erg in de stilte van mijn wezen. Ik zeg tegen Mijn God: "Goede God, ik ben niet zo gewend aan deze groepsstilte. Ik accepteer dat ik zelf last heb en kriebels en wat dan ook, maar zou U ervoor kunnen zorgen, dat ik niemand hinder?"
Dank je voor jouw liefdevolle wens. Wees gerust.
Ik voel hoe langzamerhand de kriebels en irritaties in mijn keel verdwijnen. Ik word rustiger en stiller. En wordt langzamerhand naar binnen getrokken daar waar Mijn God mij steeds ontvangt. De stilte. De rust. Het niets zijn. De leegte. De volte. Het zijn. Ik maak contact met De Melkwitte Boezem van God. Het wezen van mijn bestaan.
De gong luidt het einde van mijn meditatie in. Ik geloof, dat een zenmeester tevreden zou zijn met zo’n leerling. Ik deed niets eigenlijk.
Ik dank God.
Wees gezegend, telkens als je de ander voorop stelt, word je er zelf beter van. Het is loslaten en krijgen. Het is verzaken en winnen. Het is jouw leven verliezen en het echte leven krijgen.
Wees jullie allen gezegend
Nr. 131