Translate

zaterdag 16 maart 2013

Het leven na de dood van een Somalische echtgenoot


Zou U in willen gaan op het leven van de “ Somalische echtgenoot “ ?
(Zie http://watchthegod.blogspot.nl/2012/05/een-boodschap-op-pinksteren-message-of.html )

De echtgenoot van de in de blog vermelde Somalische vrouw was geen lieverdje.
Hij was hoogmoedig en onrechtvaardig en vond zijn rijkdom, het bezit van zijn vrouwen en vele mannelijke kinderen eigenlijk vanzelfsprekend. Hij had een hoge dunk van zichzelf. Hij vond dat hij recht had op zijn welvaart. Het leven heeft hem veel gegeven, maar hij heeft weinig teruggegeven.

Kort samengevat was veel van zijn gedrag weliswaar ook cultureel bepaald, maar hij vertoonde een buitengewoon grote onverschilligheid voor de gevoelens van zijn vrouwen en hielp de armen meer uit religieuze plicht dan dat het hem raakte. Hij mishandelde en verkrachtte zijn altijd jonge vrouwen (soms meisjes van 14) zonder enig oog voor hun gevoelens. Hij had een hoge dunk van zichzelf (terwijl hij eigenlijk dom was) en van zijn mannelijkheid.
 Hij genoot van zijn macht en misbruikte die. Wanneer zijn vrouwen, zoals de in de blog vermelde echtgenote, hun dochters verloren, was hij onverschillig voor dat verlies, want vrouwen telden niet in zijn leven, en hij was zeker ook onverschillig voor hun verdriet. Hij was alleen woedend als het om een overleden zoon ging. Hij sloot zijn vrouwen vaak op en behandelde ze altijd als zijn slaven. Wanneer de in de blog vermelde vrouw sterft, ligt hij bij een van zijn jongste, nieuw verworven echtgenotes.

Deze oude Somalische man is in eigen bed, in welvaart gestorven en hij werd omringd door zijn voor het oog wenende vrouwen (zo trouw doen zij). Hij heeft zijn religieuze plichten aan Allah altijd vervuld,  maar meer uit gewoonte dan uit liefde voor Allah. Na zijn overlijden wordt hij door niemand beweend en er wordt door bijna niemand voor hem gebeden.

De geestelijke wereld had uit liefde voor zijn geestelijke toekomst wat in petto.
Hij gelooft in een leven na de dood en verwacht in zijn zelfgenoegzaamheid ontvangen te worden in een mooi omgeving met veel vrouwelijk schoon.

Er is niemand. Hij is beland in een desolate omgeving, en ligt half verlamd voor een armoedige krotachtig bouwsel. Hij ligt in het stof en kan zich met moeite naar binnen en buiten slepen. Hij heeft zijn lichaam zo vaak misbruikt, op het vlak van alle begeerten, dat hij weliswaar menselijk, maar een beestachtig voorkomen heeft. Hij heeft anderen zo vaak psychisch en fysiek misbruikt, dat hij niets meer kan doen. Hij lijdt aan pijnen en ernstig fysiek ongemak: honger, dorst, kou, stofwolken. Hij heeft zweren op zijn huid, want hij heeft vaak de huid van anderen beschadigd. Hij lijdt aan pijnen, want hij heeft te vaak anderen pijn gedaan. De pijnen concentreren zich rond zijn geslachtsdelen en zijn ogen, want zijn seksualiteit en zijn oog voor schoonheid heeft hij misbruikt.

Hij ligt verlamd voor zijn hut en wacht.
Hij is verbijsterd over zijn omgeving, verontwaardigd dat hem dit wordt aangedaan en woedend dat hij niet opgewacht is door een hele reeks mooie vrouwen, want zo ging het altijd in zijn aardse leven.
Hij begrijpt er niets van. En deze situatie duurt vele jaren. Vele jaren. In zijn beleving eeuwen, in aardse termen vele jaren.

Omdat hij nooit heeft geholpen, wordt hij niet geholpen.
Omdat hij nooit medelijden heeft vertoond, is er ook niemand in zijn omgeving met medelijden.

 Zijn “Mijn Allah”, zijn ziel en zijn beschermengel kijken met liefde neer op dit geestelijk schepsel, dit karikatuur van een mens, dit product en resultaat van eigen handelen en met hoop wacht men op een eerste teken van twijfel. Want pas als zijn bewustzijn zich begint af te vragen of hij misschien zelf heeft bijgedragen aan deze situatie, heeft hij recht op enig menselijk contact. Deze periode had korter kunnen zijn, als hij iets goeds op aarde had verricht, een weldaad, een nuttig iets voor de samenleving, maar hij was louter parasiet. De periode  had ook vervroegd kunnen worden als er iemand voor hem had gebeden, als er iemand van hem had gehouden.
Dit is de door hemzelf geschapen hel.

Na circa 45 aardse jaren is in zijn bewustzijn een eerste vorm van twijfel ontstaan.
Hij krijgt daarom bezoek van een geestelijk wezen, dat zich bereid heeft verklaard hem te begeleiden. Dit wezen heeft noodzakelijkerwijs een vrouwelijk voorkomen. Het duurt nog twee jaar voordat zijn bewustzijn wanhopig genoeg is, en genoeg twijfelt om open te staan voor een gesprek.
Maar de uitstraling van dit geestelijk wezen en haar bezoeken doen hem energetisch toch goed, ook al heeft hij haar gedurende deze bezoeken afgewezen. Na twee jaar ontstaat een eerste gesprek.
De hele coaching vergt nog een vol jaar.

De ervaringen in de geestelijke wereld zijn dat de “verstokte”, koppige houding de langste periode betreft. Is eenmaal de geest van twijfel werkzaam in een menselijk bewustzijn dan is de spijtperiode relatief kort.

In dit jaar vinden de volgende veranderingen plaats:

  • Zijn omgeving verandert geleidelijk aan naar een normale, natuurlijke omgeving
  • Zijn voorkomen verandert in dat van een bedeesde, magere man zonder lichamelijk ongemakken of pijnen. Hij kan zich in en rondom zijn eenvoudige woning vrij bewegen.
  • Zijn geest gaat open staan voor de macht en de kracht van het vrouwelijke
  • Zijn zelfingenomenheid verandert in bescheidenheid
  • Zijn egocentrisme in een zekere bereidheid om zich heen te kijken
  • Zijn hart begint geleidelijk open te staan doordat hij mag gaan voelen wat zijn slachtoffers hebben ervaren (dit was overigens zijn eigen keuze)
  • Hij wordt geconfronteerd met hoe hij liefdevoller had kunnen handelen (dit is verplicht)
  • Zijn inzicht neemt toe en dientengevolge zijn spijtgevoelens.
In deze laatste drie jaar van twijfel en spijt groeit meneer uit tot een bereidwillige dienstknecht. 48 jaar na zijn aardse overlijden, mag hij de eerste medemensen ontmoeten. Hij gaat zeer eenvoudige, nederige taken verrichten in de geestelijke wereld voordat hij recht heeft verworven op meer verantwoordelijke taken. Bij tijd en wijlen mag hij één van zijn voormalige overleden echtgenoten en kinderen ontmoeten. Deze ontmoetingen  leiden altijd tot een lange periode van wroeging, zelfverwijt en depressie, juist als de andere partij liefdevol en vergevingsgezind is.

Meneer is uiteindelijk uitgegroeid tot een liefdevolle helper in de geestelijke wereld. Het aardse verleden wordt uiteindelijk helemaal vergeven, echter door de persoonlijkheden zelf nooit helemaal vergeten. Daders zijn minder bereid het verleden helemaal los te laten dan slachtoffers.

Wees jullie allen gezegend

Nr. 155