Translate

zondag 18 augustus 2013

De mens is een doorgeefluik (Hoop, 3)




Wilt u verder gaan met de hoop?

“Hoe meer open de handen, hoe meer ze gevuld kunnen worden”

De mens is een God in omhulsels.
Als de mens met zijn aandacht zich meer op God van binnen richt dan op de buitenwereld, dan wordt de mens een doorgeefluik. Hoe meer hij dit doet, hoe groter de krachten die door hem heen kunnen stromen.
Hoe doet een mens dat?

Door te kiezen voor de eenheid en de eenvoud i.p.v. voor de veelheid.
Door te kiezen voor het hoogste i.p.v. voor het laagste.
Door te kiezen voor het innerlijk i.p.v. voor het uiterlijk.
Door te kiezen voor God i.p.v. voor de aap van de wereld.
Door te kiezen voor het geestelijke i.p.v. voor het materiële.
Door te kiezen voor open handen i.p.v. alles vast te pakken.
Door te kiezen voor het geheel i.p.v. voor de afgescheidenheid.

Het lijkt moeilijk, zulke keuzes.
Daarom moet de mens zich afvragen: “wat wil ik eigenlijk?”

Waar inzicht is, volgt motivatie.
Waar motivatie is, volgt het hart.
Waar het hart ligt, volgt de wil.
Waar de wil is, is een weg.
Waar willen begint, volgt kunnen.
En wat je kunt, is reeds volbracht.

Waarom lijken zulke keuzes zo moeilijk?
Waarom worstelen zoveel mensen met het leven?
Waarom is er zo’n onbeschrijflijke verwarring op aarde?
Waarom is er zo’n onbeschrijflijke verwarring in de mens zelf?

De mens heeft een vrije wil gekregen van God.
En de wereld maken de zintuigen oppermachtig.
En het ego is graag de heer van de zintuigen.
En op de troon van het innerlijk zit het ego ipv God.

Hierdoor ontstaat de verwarring.
Hierdoor ontstaat de worsteling.
Hierdoor ontstaat het leed.
Hierdoor ontstaat de afgescheidenheid.
Hierdoor ontstaat de illusie.

Maar de mens blijft een God in windselen.
En God bestijgt pas de innerlijke troon op verzoek van de mens zelf.
Zei Christus niet: “vraag en u zal worden gegeven”?
En de mens vraagt wel steeds, maar verkeerd of maar voor even.
En de mens vraagt om dingen die hij niet behoeft.
En de mens vraagt slechts voor een korte tijd.

Het gaat steeds aldus:
De mens koestert hoop gedurende drie dagen.
Dan heeft de mens een slechte dag.
De mens verliest dan de moed en het geloof en de hoop.
De mens trekt dan voorbarige conclusies.
De mens geeft het ego dan weer de ruimte om aan te modderen.

Het enige onderscheid tussen de mens en een heilige is, dat de heilige vasthoudt aan zijn voornemens.
De heilige deinst niet terug op spannende momenten.
De heilige houdt vast aan zijn ideaal.
De heilige houdt zijn handen open, ook op moeilijke momenten.

“Hoe meer open de handen, hoe meer ze gevuld kunnen worden”

Na drie dagen al verliest de mens zijn moed.
En er zijn meer dagen nodig om een god te worden.
Heeft een topsporter in drie dagen al zijn medaille?
Is een arts in drie dagen al volleerd?
Is een stad in drie dagen opgebouwd?

Als de mens niet na drie dagen zijn hoge voornemen verliest, en volhardt in moeilijke momenten, dan staat niets hem in de weg om een God te worden. Niets.

Wees jullie allen gezegend

Nr. 179