Ik fiets langs een boerderij, die er verwaarloosd uitziet. Ik zie een oudere vrouw, de boerin. Zij staat te praten met een man, die haar zoon lijkt te zijn. Het lijkt een drugverslaafde, mager, grauw, onverzorgd.
Ik zeg tegen God: “Wilt u deze twee mensen zegenen? Wat moet dat moeilijk zijn, als het zo is, moeder van een verslaafde, zorg voor een boerderij, alles achterstallig onderhoud, misschien kunnen ze het financieel bijna niet meer redden?”.
Ik voel ineens zo’n medelijden. Ik zeg tegen God: “Wat hebben veel mensen het toch moeilijk. Wat zijn veel mensen, ook in dit rijke land, aan het worstelen, met ziekte, verslavingen, ongeloof”?
Ik heb echt medelijden. Mijn hart is warm geworden en tintelt helemaal.
Zij zijn allen gezegend.
En dank voor jouw
medeleven.
Langzamerhand verandert het medelijden in een groot gevoel
van liefde, voor de lijdende mens, voor de mensheid, voor de slachtoffers van
oorlogen en armoede en ongeluk.
Ik zeg: “Oh, Mijn God, dit warme gevoel in mijn hart, dit gevoel
van liefde, dat geeft U mij natuurlijk. Voelt U dit nu altijd?
Altijd. Altijd louter
liefde, altijd liefde voor iedereen. Altijd liefde voor allen, hoe dan ook.
God is liefde.
Ja, ik weet het, maar ineens ben ik zo dichtbij U, alsof we
EEN zijn.
Niet alsof, We zijn
EEN.
Alle mensen zijn EEN met
“Mijn God”, met God. En op zo’n moment mag het lot van twee wildvreemde mensen zomaar in jouw hart belanden, alsof ze jouw dierbaren zijn.
Omdat je echt kijkt.
Omdat je niet oordeelt.
Omdat je medelijden hebt.
Omdat je meevoelt.
Zo kan een mens, die
de mensheid ziet, altijd leven.
Zo kan een mens altijd
leven, die God volgt.Want de mensheid is EEN. En de mensheid is EEN met God.
Wees gezegend.
Wees jullie allen gezegend
Nr. 180
Nr. 180