Ik heb weer eens wat doms en primitiefs gedaan, ik laat maar in het midden wat dat is, en verzucht tegen Mijn God: “Wat ben ik toch een stumper. U heeft ook helemaal niets aan mij”. En Mijn God antwoordt:
Wat een liefdeloze opmerking, mijn zoon.
Ik ben zo verbaasd en besef ineens hoe ik mezelf weer
meedogenloos bejegen en even alleen maar keek naar wat niet lukte en helemaal
niet meer naar alles wat ik probeerde en goed deed.
Ik zeg tegen mijn God, daar wilt U vast wel wat over zeggen?
Dat wil Ik zeker,
mijn zoon, zo kijken Wij nooit naar jullie mensen, maar juist met zoveel liefde
en geduld en compassie en begrip en met veel aandacht voor jullie goede wil en
jullie pogingen en al jullie goede bedoelingen. En vooral zien Wij hoe jullie
jezelf bijna dag en nacht beoordelen en zuchten onder jullie falen. Jullie
oordelen jezelf zo liefdeloos en meedogenloos en ongeduldig en streng, daar
hoeven Wij in de geestelijke wereld niets aan toe te voegen, en daar willen Wij
zeker niet aan mee doen. Jullie doen het
voor twee.
En Wij zien in jullie
louter spelende, argeloze, onnadenkende en schattige kinderen. Dus jullie zijn
heerlijk om te zien. Vinden jullie dat ook niet van kinderen? Schone
onschuldige schepselen vol goede wil, ook al is het met kleine gedoetjes.
Meer is er niet over
te zeggen.
Wees jullie allen
gezegend
Nr. 449