Translate

zondag 7 mei 2017

Het lijden van de aap, de ondankbare taak van beproever (De aap van God, 3)



Maar wie bidt voor Satan? Wie heeft in achttien eeuwen de minimale menselijkheid opgebracht om te bidden voor de ene zondaar die het het meest nodig had, onze ene broer die het meest nodig had om een vriend te hebben, maar die er geen enkele had, de één zondaar onder ons allen die het hoogste en duidelijkste recht had op de dagelijkse en nachtelijke gebeden van elke christen, en wel om de ondubbelzinnige en onberispelijke reden dat hij dat het eerste en meeste nodig heeft, hij onder de zondaars de allergrootste? (autobiografie van Mark Twain)

De mens denkt dat de duivel moedwillig volhardt in zijn werkzaamheden en houding tov God. En toch is dat maar ten dele waar. Als de verleider en beproever een mens tegenkomt die hem weerstaat, dan wekt dat woede bij hem op, maar ergens diep van binnen ook een onbewuste en diepgevoelde hoop. Want deze weerstrevende standvastige mens brengt de duivel dichter bij de verlossing*.

Want ook in de duivel vertoeft ergens ongedeerdheid en onschuld, daar waar God Diens zaad heeft gelegd. Ja ook bij de duivel, bij welk geestelijk leven heeft God dat niet gedaan? Zijn duivels niet ook voormalige engelen, geestelijke wezens, en zijn ze niet ook door God geschapen? Zijn ze niet gewoon ontspoord en verloren geraakt in hun eigen wanen en denkbeelden over het leven? Is de duivel niet kwaadschiks de verleider van de mens geworden en heeft hij nog wel werk als de mens zover is ontwikkeld, dat hij boven de werken van de duivel is uitgegroeid? Wat heeft de duivel anders dan nog te doen, dan werkloos zich af te vragen waar hij mee bezig is, waar hij van is, wat hem te doen staat in een leeggestroomde hel?

Wat moet hij dan nog anders dan zich afvragen, waartoe hij leeft, als al zijn doelen zijn opgelost op de planeet die leven en licht geworden is?
De duivel zij  gezegend als deze periode is aangebroken. Want hij kan dan kiezen  voor de lange weg terug naar het Vader-Moederhuis en zijn rechtmatige plaats innemen tussen de engelen of halsstarrig vasthouden aan zijn erfenis en hij zal dan vernietigd worden. En nooit zal er in de kosmos meer van hem gehoord worden.

Wees jullie allen gezegend

*De smarten van Satan, Marie Corelli

Nr. 384