Translate

maandag 8 juni 2015

God is tijdelijk machteloos in de mens




Mijn God, ik was zo wat aan het mijmeren over de eigengereidheid van de mens en over Uw almacht, en toen besefte ik ineens, dat U eigenlijk nogal afhankelijk bent van onze medewerking.
Zou U daar iets over willen zeggen?

Mijn zoon, God is tijdelijk machteloos in de mens.
Hoe kan het, terwijl God almachtig is in een oneindig grote kosmos, en de mens een nietig aards wezen?

De vrije wil is de verklaring.
De vrije wil is de levensmacht van de evoluerende mens.
De vrije wil is het door God gekoesterde eeuwigheidsprincipe.
De vrije wil is de geestelijke wereld heilig.
De vrije wil wordt door de mens aangewend, gebruikt en misbruikt.
Ten bate van zijn ontwikkeling, ten bate van zijn ervaringen, ten bate van zijn inzichten, ten bate van zijn geestelijke groei.

En hoewel God in dit proces zich bewust en Willens en Wetens totaal verlaat op en Zich afhankelijk maakt van de vrije wil van de mens, is God natuurlijk uiteindelijk degene die aan het langste eind trekt.
Want Gods wil is altijd werkzaam, ook al mag de wil van de mens even eerst.
Gods wetten zijn altijd werkzaam, misschien niet altijd zichtbaar maar wel manifest.
Gods plannen zijn altijd duurzaam, misschien niet altijd openlijk maar wel achter de schermen.

En de wil van de mens mag eerst.
De mens, die moordt en verkracht en martelt en misdadig is, de mens die zich verliest in kleine en grote apenstreken, de mens, die zich laat inpakken door de aap van God.
De mens die eerst mag, wordt door de wetten van God via duizend omwegen geleid naar dat ene doel:

De overgave van de eigen wil aan de Wil van God.
De verzaking van het ego ten faveure van de eeuwigheid.
De overgave van zijn verstand aan de wetten van de kosmos.
De erkenning door de mens, dat de enige echte vrijheid van de mens hieruit bestaat om zijn vrijheid uit handen te geven aan God.

En God weet dat.
God weet dat dit uiteindelijk de enige weg is.
Daarom accepteert God Diens totale machteloosheid in de mens.
Want het is maar voor even.

Wees jullie allen gezegend

Nr. 278