Ik kreeg van mijn vriendin
Merel het volgende te horen en vroeg haar om het op de mail te zetten zodat ik
het voor kon leggen aan Mijn god. Dit is haar verhaal:
Door
allerlei omstandigheden die ik als behoorlijk belastend ervaar, zat ik in de
zorgen en angsten verstrikt.
De
lockdown, de nieuwe dreiging van een muterend virus, en als zure kers op de
taart een lichamelijk probleem dat potentieel wel eens dodelijk zou kunnen
zijn.
Nu ben
ik geheel niet bang voor de dood, integendeel, ik ‘wil graag naar Huis”, maar
ben wel zeer bevreesd voor pijn en aftakeling.
Ik zei
tegen God: “Dit is wel iets teveel hoor. Deze zich afbrekende wereld, al die
zorgen overal, de totale onzekerheid en dan ook nog een akelige ziekte
misschien ?
Ik vind
het wel welletjes, haalt U mij maar naar Huis als het even mag.’(en zag de
dreigende ziekte eigenlijk wel een beetje als een mogelijke escape naar Huis
eerlijk gezegd).
Er was
dus wel een angst die er mocht zijn, en er was uiteraard ook wat gezomp zoals
mijn zeer gewaardeerde vriend Frenkie dat noemt.
Toen
hoorde ik, op een gedragen toon alsof die uit een prachtige kerk kwam:
“I am part of a magnificent Creation. I am particle of
a magnificent Creator.
So then; who am I to not want to live?”
Dit
vervulde mij met ontzag en grote nederigheid.
Het
klonk bijna streng maar toch heel liefdevol en vol begrip.
Wat
sprak hier; mijn Hoger Zelf, Godsvonk, Spirit?
Ik
verbaasde me een beetje over de “I” vorm.
Het
echoot dagelijks nog in mijn hoofd en hart na.
Tot
zover Merel.
Zou
U hier op in willen gaan?
Mijn zoon, jouw
vriendin Merel mag haar lijntje met Haar God koesteren. Dit is duidelijke taal.
Dit wil Ik er nog over zeggen.
Jouw vriendin werd
uit haar ego-gedoe gehaald door deze machtige woorden.
God koestert het
leven.
God koestert de
schoonheid ervan.
God koestert het
lijden.
God koestert het
zijn.
Wie is de mens, dat
hij zou mogen twijfelen aan de macht van God, aan de heiligheid van het
bestaan?
Wie is de mens dat
hij in de waan van het moment zou willen twijfelen aan zijn bestaan, aan de
schoonheid van het leven en het nut van zijn lijden?
Wie is de mens die
bij een bocht in de weg, als de weg even geblokkeerd is door obstakels en
zorgen, gelijk zijn tocht wil stoppen?
Jullie lijken kleine,
kortzichtige en kinderachtige wezens vol zelfmedelijden, twijfel en angsten met
jullie wankelmoedige levenshouding, jullie gezwelg in pijntjes en egodingetjes.
Hoe moet God hier ooit nog wat van maken? De aartsengel Lucifer is niet voor
niets uit de hemel gevallen. Die zag het gelijk al niet zitten met dit project.
Die had geen enkel vertrouwen in jullie als voormalige aap.
Maar dan God Zelve.
Hoe groot is de
liefde van God die aan dit alles liefdevol voorbijgaat en niets anders ziet dan
jullie hunkerende en zorgelijke gemoed dat getroost en gekoesterd moet worden
voordat er weer plezier en geluk wordt ervaren?
Hoe groot is het
geduld van God totdat jullie met jullie hele wezen zeggen: niet mijn wil maar
Uw wil geschiede.
Hoe groot is God die
jullie over duizend obstakels heentilt en jullie altijd op weg helpt.
Hoe groot is God die
jullie in jullie vertwijfeling liefdevol de juiste kant uitduwt.
De Mijn God van Merel
verwoorde het enige juiste perspectief voor de mens, namelijk het perspectief
van de Godsvonk in de mens die Zijn/Haar project wil afmaken. Er is niets
anders, dat God wil, eigenlijk. Daarom de krachtige woorden
who am I not wanting to live?”
God wil dat jullie je
vereenzelvigen met deze grote en eeuwige
kracht in jullie wezen, vandaar.
Jouw vriendin Merel
is gezegend.
Wees jullie allen gezegend
Nr. 497